donderdag 5 november 2009

Relatie Godsdienst - Maatschappij

“De moderne mens – en die is ook al weer een paar honderd jaar oud – worstelt met het probleem van een wereld zonder God, en hij is er nog steeds niet uit. Wijze mannen hebben met tussenpozen het probleem tot een probleem dat niet bestond uitgeroepen, tot iets wat voorgoed achter ons lag en alleen maar tot een probleem voor ons kon uitgroeien in die perioden van onze reis op aarde toen we nog primitief en achterlijk waren. Onvoorgelicht en in de kluisters van de duisternis geslagen” (Gerrit Komrij)

Vooreerst wil ik verwijzen naar de sociologische theorie van Durkheim ter verklaring van de oorsprong van godsdienst “Les formes élémentaires de la vie religieuse” (1912). Durkheim ziet godsdienst in eerste plaats als een product van sociale interactie en van het gemeenschapsleven. Hierbij verwijst hij naar de sociale controle functie van godsdienst. Ook de Swaan verwijst in Zorg en de Staat regelmatig naar deze sociale controle functie, zoals : “De plaatselijke geestelijken functioneerden als ondernemers in charitatieve zaken, zij initieerden, vermaanden, en bovenal verschaften zij de gelegenheid voor zichtbaar en wederzijds controleerbaar betoon van liefdadigheid. Door hun toedoen werd de deugd openbaar, haast demonstratief. De een wist van de anderen dat zij gaven en hoeveel; wie zich aan de charitas onttrok kreeg met de buren te maken, werd geminacht, gehaat en op allerlei manieren geschaad. Met die openbaarheid en sociale controle trad een proces van collectieve sancties in werking; beloning van plichtsvertoon, bestraffing van nalatigheid”.
Durkheim kwam tot zijn studie van de godsdienst vanuit zijn belangstelling voor het fenomeen van geloofsverlies. Hij stelde zich de vraag of de publieke en private moraal kon gehandhaafd blijven zonder de aanwezigheid van een sociaal controle mechanisme dat sancties impliceert (zoals godsdienst) “Als God eenmaal dood is, wordt dan niet alles toelaatbaar?” Volgens Durkheim zorgt godsdienst voor het gezamenlijk aanhangen van waarden en normen die boven de individuele doeleinden worden verheven. Maar zal de maatschappij niet desintegreren eens die waarden en normen verdwenen zijn, met name bij het verdwijnen van godsdienst? Volgens Durkheim zal dit niet noodzakelijk het geval zijn omdat volgens hem gelovigen, bij godsdienstige plechtigheden, onbewust de maatschappij aanbidden waartoe ze behoren. Het zal immers volstaan dat mensen zich gaan realiseren dat ze rechtstreeks afhankelijk zijn van de maatschappij, een maatschappij die ze voorheen slechts erkenden langs het medium godsdienst. Deze stelling van Durkheim lokt wel wat kritiek uit omdat ze maar zou gelden voor relatief kleine gmeenschappen maar niet voor complexe maatschappijen. De functionele rol van godsdienst : het versterken van de sociale samenhorigheid, van de eenheid van maatschappij wordt wel alom aanvaard.

M. Yinger poogde een sluitende functionalistische redenering van godsdienst te formuleren. Zijn uitgangsveronderstelling is dat, om de continuïteit van een gemeenschap te garanderen, er middelen ter beschikking dienen te staan om de schaarse waarden en goederen zo te verdelen, dat de meerderheid van de bevolking het daaruit resulterende stratificatiestelsel aanvaardt. Hoe kan een maatschappij beletten dat schaarse waarden en goederen door personen of groepen worden geambieerd op een wijze die kan leiden tot desintegratie van de maatschappij? Een mogelijk antwoord is eenvoudig : de mensen zijn bang om gestraft te worden. Yinger stelt dit slechts een gedeeltelijke verklaring is, omdat volgens hem de mogelijkheid blijft bestaan dat de overheid – die zorgt dat wetten worden nageleefd – de middelen, om de normen te doen eerbiedigen, aanwendt om haar eigen doelstellingen te verwezenlijken. Volgens Yinger kan godsdienst hierbij een rol spelen, godsdienst zal een zeker emotionele steun verlenen bij het betrachten van de fundamentele waarden. Godsdienst kan zowel een integrerende als een sociale controle functie vervullen. Godsdienst helpt bij het doen aanvaarden van de bestaande maatschappelijke orde en heeft dus bijna per definitie een conservatief karakter.

Godsdienst is echter niet de enige maatschappelijke factor die het ultieme probleem van het leven in gemeenschap behandelt. Een ideologie, een bepaalde moraal kan immers trachten dezelfde functie te vervullen mbt deze vragen.

Als bron voor deze tekst gebruikte ik mijn notities genoteerd tijdens de lessen van professor Bracke aan de Universiteit Gent.

Wie is Emile Durkheim? : http://nl.wikipedia.org/wiki/%C3%89mile_Durkheim

Wie is John Milton Yinger? : http://en.wikipedia.org/wiki/John_Milton_Yinger

1 opmerking:

  1. Het is inderdaad zo dat de godsdienst een sociale controlefunctie had.
    Ik stel mij echter de vraag, hoe het komt dat in westerse wereld het geloof achteruit gaat en dat de Islam daarentegen zo'n opmars kent.
    Komt dit misschien als reactie op de vele fouten die de kerk in het verleden heeft gemaakt ?
    Ik vind echter dat godsdienst zeker het probleem van het leven in gemeenschap behandelt, door erover te waken dat normen en waarden worden gerespecteerd. Ik ervaar wel deze normenvervaging in de huidige maatschappij als negatief.

    Michèle

    BeantwoordenVerwijderen