woensdag 4 november 2009

Omgaan met de media is (geen) kinderspel







Als woordvoerder van de politiezone Blankenberge-Zuienkerke volgde ik verschillende opleidingen omtrent omgaan met de media. Eén van die opleidingen was Communicatiemanagement voor Openbare besturen aan de universiteit Antwerpen (Managementschool) met als hoofddocent Jos Huypens. Vanuit deze opleiding wil ik mijn visie omtrent pers en hoe er mee om te gaan, weergeven.

De tijd dat mijn ouders, toen zij jong waren, ’s avonds zaten te kijken naar een flikkerend zwartwitbeeld op televisie, waarbij ze enkel de keuze hadden tussen een Vlaamse en een Franstalige zender is allang voorbij. Het medialandschap bestond toen uit wat kranten, tijdschriften, enkele radiostations en de pas gestarte televisie. De mediastructuur in België was toen redelijk eenvoudig. Vandaag is dat wel even anders.
Vandaag moet je, als je een beeld wilt hebben van wat er reilt en zeilt in de media, dagelijks de evoluties bij houden. Vandaag zijn we terecht gekomen in een multimediasamenleving.

Media zijn steeds intermediair. Als organisatie kan je nooit de bedoeling hebben om in de media te willen komen. Wel beogen we als organisatie via de media onze relevante doelgroepen te bereiken. ‘In de media komen’ kan voor een organisatie nooit een doel op zich zijn. Je moet je steeds de vraag stellen : “Wie wil ik bereiken? En hoe kan ik dat optimaal realiseren?” Daartoe moet je als communicatieverantwoordelijke (woordvoerder) een grondige kennis hebben van het medialandschap. Wat is er? Hoe functioneert het? Welke doelgroepen bereiken de verschillende media? Hoe kan ik daarop inspelen?
Welke media heb je zoal? :
· Kranten
· Tijdschriften
· Huis-aan-huisbladen
· Radio
· Televisie
· Persagentschap Belga

Wat is nieuws? Welke berichten maken een kans om opgenomen te worden? Aan welke criteria moeten deze berichten voldoen? Je mag nooit vergeten dat het aanbod van nieuwsfeiten op de redacties van de verschillende media enorm groot is. Dat betekent dat er elke dag opnieuw keuzes moeten gemaakt worden. Waarom worden de ene nieuwsfeiten dan wel gebruikt, en andere niet? Dat heeft te maken met het begrip ‘nieuwswaarde’. Journalisten gaan bepalen welke berichten voor hun lezers, kijkers of luisteraars de moeite waard zijn. Je mag daarbij ook niet uit het oog verliezen dat journalisten ook rekening houden met het medium waarvoor ze werken, hun publiek, de concurrerende media, de tijd die ze nodig hebben om het bericht persklaar te maken, het werk dat nog moet verricht worden om het nieuwsfeit na te trekken, ...
Als een onderwerp nieuwswaarde heeft, hangt dus ook af van het totale nieuwsaanbod die er die dag of week aanwezig is.
Als woordvoerder is voor mij een goed ‘nabuurschap’ met de media erg belangrijk. In een goed nabuurschap doen beide partijen een poging (en ik spreek hier wel van poging) tot een beter begrip voor elkaar, met respect voor ieders verantwoordelijkheid en kunnen.
In het mediaboek Com.pas schrijft Moniek Delvou dat er in de opboux van die relaties 3 fasen zijn : de zoekfase, de contactfase en de informatiefase.
In de zoekfase gaan we op zoek naar welke media interessant kunnen zijn voor de organisatie en hoe die media werkt.
Bij de contactfase wordt aan de media gemeld wie woordvoerder voor de organisatie is. Tijdens deze fase wordt er direct contact gelegd tussen de woordvoerder en de sleuteljournalisten. Hierbij gaat de woordvoerder na welke specifie informatiebehoeften de journalisten nodig hebben.
Bij de informatiefase moet de woordvoerder bepalen wat en hoe hij nieuwswaardige berichten naar de media zal brengen.

Is objectiviteit mogelijk?
Wim Koesen stelt : “Objectiviteit is een onmogelijke zaak. Een journalist moet niet alleen over de feiten berichten, maar ook sfeer en entourage beschrijven. Dat laatste kan alleen met subjectiviteit. Ik denk dus persoonlijk dat er geen objectieve journalistiek bestaat, hooguit fatsoenlijke en bekwame”.
Objectiviteit is een term die journalisten in de 20ste eeuw zijn beginnen te gebruiken om uit te drukken dat zij gehouden waren tot onpartijdigheid en tevens tot het weergeven van de wereld zoals die is, zonder vooringenomenheid of verdraaiing van de feiten.
Maar het mag toch duidelijk zijn dat wie de feiten rond een gebeurtenis wil weergeven, hij of zij die feiten nooit volstrekt onpartijdig en objectief kunnen behandelen, alsof het objecten zijn. Ik sluit me hier bij Wim Koesen aan. Telkens wanneer men feiten beschrijft brengt men automatisch nog meer subjectieve onderscheidingen aan. Verschillende studies wezen al uit hoe de waarheid aangepast wordt als ze van mond tot mond wordt doorverteld.
Als ze hun verhaal doen, zijn journalisten belast met overtuigingen, sociale posities, dagelijkse routine en beroepsmatige verplichtingen, die stuk voor stuk hun selectie en voorstelling van de feiten beïnvloeden.
Journalisten vertellen mij dat zij er toch proberen voor te zorgen dat hun persoonlijke voorkeur niet direct zichtbaar is in hun artikelen. Zo vertaalde een journalist van Het Laatste Nieuws het : “ het nieuws spreekt echter de taal van de samenleving en zal daarbij doorgaans de heersende waarden van die samenleving overnemen.”
Om tal van redenen is de objectiviteit in de journalistiek de laatste jaren behoorlijk onder vuur komen te liggen. Volgens sommigen is journalistiek niet objectief, anderen zijn van mening dat journalistiek niet objectief kan zijn, en nog anderen zijn van oordeel dat journalistiek niet objectief hoeft te zijn.


Wie is Jos Huypens? : http://www.communicado.be/directie.htm

Wie is Moniek Delvou? : http://www.zoominfo.com/Search/PersonDetail.aspx?PersonID=718019003

Wie is Wim Koesen? : http://www.boekbesprekingen.nl/cgi-bin/auteur.cgi?auteur=362121

Geen opmerkingen:

Een reactie posten